Heeft de Porsche 911 zijn ziel aan de duivel verkocht door over te schakelen op een turbomotor? De proef op de som aan de hand van drie andere formidabele pretmachines, de ene nog uitbundiger dan de andere.
Dankzij de twee turbo’s die sinds de facelift alle ‘normale’ 911’s onder druk zetten, zijn de verschillen tussen de Carrera en Carrera S kleiner geworden (hoewel er op papier nog altijd wel een verschil van 50 pk en evenveel Nm blijft). Is het dan nog wel de moeite om 10.000 extra op te hoesten voor een S? Dat proberen we na te gaan in deze vergelijkende test tussen de basis-911 en drie andere sportievelingen, en niet van de minste. Hoewel hij een zuivere tweezitter is, is de Jaguar F-Type Coupé een gedoodverfde concurrent van de 911. Deze streling voor het oog én het oor onderscheidt zich door zijn atypische koetswerklijn, met een achterkant die rechtstreeks verwijst naar de legendarische E-Type uit de jaren 60. Hier testen we de S AWD, die ondanks zijn vierwielaandrijving nog altijd minder duur is dan de tweewielaangedreven basisversie van de 911.
In plaats van een BMW M4, die we in deze kolommen al meer dan uitgebreid besproken hebben, viel onze keuze ditmaal op een Alpina B4 Biturbo. Een discrete coupé die haast banaal zou ogen zonder zijn twintigduimvelgen en zijn vierdubbele uitlaat. De Allrad-versie – ook met vierwielaandrijving dus – was de enige die beschikbaar was bij de Belgische invoerder. En helemaal op het andere uiteinde van het spectrum hebben we gekozen voor de Evora, het ruimste en ongetwijfeld ook meest comfortabele model uit het Lotus-gamma. Niettemin is de Evora nog altijd de meest spartaanse van de hoop, al doet zijn vermogen van 400 pk watertanden.