De Nordschleife van de Nürburgring is, zeker voor sportwagens, onvermijdelijk geworden om het kaf van het koren te scheiden. Wij gingen op ontdekking met twee supersportieve coupés die elkaar geen meter asfalt gunnen: de Nissan GT-R en de Porsche 911 Turbo. Zet u schrap...
De noordelijke piste van de Nürburgring werd in de jaren twintig van de vorige eeuw aangelegd en is ondertussen een echt automobiel heiligdom geworden. Een belangrijk centrum waarnaar elke constructeur geacht wordt een pelgrimstocht te ondernemen op het einde van de ontwikkeling van een model, en dan zeker als het om een sportwagen gaat. Het verraderlijke circuit is immers de best denkbare validatiemethode. Het is een beetje als verschijnen voor een scherprechter, die de keuzes van de wagenafstellers moet toetsen aan de realiteit in zijn extreemste vorm. Het spreekt voor zich dat de Nordschleife, zoals dit stuk wordt genoemd, dit statuut van magistraat – die zich niet laat omkopen – niet zomaar in de schoot geworpen kreeg. Integendeel. Met zijn 20,8 kilometer en 73 ‘officiële’ bochten (33 linkse en 40 rechtse, maar in het totaal zijn er 176), continu wisselende gripomstandigheden en plotse hellingen van 11 tot 17 procent is de Nürburgring immers het enige circuit ter wereld dat de elementen tegelijk een maximale verticale en laterale belasting oplegt. Zuiver vanuit dit standpunt gesproken zal een ophanging of een sensor die hier niet aan zijn limiet komt, die ergens anders evenmin bereiken. Het laatste woord is er zeker nog niet over gezegd, en daarom gingen we op ontdekking naar deze fascinerende Nordschleife, waar op meer dan een plek – en dan zeker op de Flugplatz (letterlijk ‘vliegveld’) – de F1-wagens uit de jaren zestig en zeventig van de grond kwamen. Het belooft dan ook een boeiende ontmoeting te worden, niet in het minst omdat ze ons de mogelijkheid bood om twee racemonsters tegen elkaar uit te spelen die precies van dit circuit hun uitverkoren slagveld hebben gemaakt: de Nissan GT-R modeljaar 2010 en de recentste 911 Turbo...