Om een goede sportwagen te bouwen moet je maximaal terugkeren naar de essentie. Dat hebben twee Japanse constructeurs - Toyota en Subaru - goed begrepen: heren Duitsers, let u even op?
De essentie van sportief rijden beleef je nooit zo intens als aan het stuurwiel van een achterwielaandrijver, bij voorkeur een lichte 2+2-coupé. Toyota kan bogen op een ruime ervaring ter zake. Wat dan de rol is van Subaru, specialist van de (door een turbo) opgepepte vierwielaangedreven berline? De automobieltak van Fuji Heavy Industries is in handen van de Japanse Nummer Een en draagt zijn steentje bij onder de vorm van knowhow inzake motoren met horizontaal tegenover elkaar liggende cilinders en de voordelen die zo'n boxeropstelling biedt. Zo is het motorblok symmetrisch, heeft het een beperkte hoogte, kan het in lengterichting gecentreerd worden ten opzichte van de aandrijfas en biedt het uiteraard voordelen wat het zwaartepunt betreft. Verder maakt deze configuratie ook de perfecte verdeling van de massa over de voor- en de achteras mogelijk (53/47 procent). Alle elementen zijn dus verenigd om het evenwicht, het temperament en de koetswerkondersteuning van een geboren atleet te bieden.
- Weergaloos dynamisch evenwicht
- Uitzonderlijke verhouding prijs-rijplezier
- Aangenaaaandrijfgeheel bij hoge toeren
- Uitstekende kuipstoelen, feilloze ergonomie
- Erg laag verbruik voor een Subaru-boxermotor
- Pretentieloze, maar exhaustieve uitrusting
- Futloze motor onder de 2.500 o/m
- Stugge achtertrein op oneffen wegdek
- Krappe achterste plaatsen zonder hoofdsteun
- Instap achterin (vooral aan bestuurderszijde)
- Irritante ventilatie (recirculatiefunctie)
- Goedkope kofferafwerking