Met zijn gespierde 300C keert Chrysler terug naar het segment van de sportieve gezinswagens. Met achterwielaandrijving en met een dikke krachtbron in het vooronder.
Net als zijn berlinebroer is hij binnenin bijzonder ruim, maar zijn koffervolume is niet spectaculair in vergelijking met een gewone berline. Gelukkig biedt hij een aardige moduleerbaarheid doordat de achterbank in twee ongelijke delen neergeklapt kan worden. Alle visuele, dynamische en gevoelsmatige indrukken van
de 300 berline zijn terug te vinden in de Magnum break, die aangeboden wordt in drie versies (SE, SXT en RT) en die zoals gezegd dezelfde motoren, dezelfde architectuur en dezelfde algemene afmetingen heeft, op de totaallengte en het gewicht na (de Magnum is 2,5 centimeter langer en 40 kilo zwaarder). De enige verschillen zijn de uitrustingsniveaus (iets minder compleet voor de Magnum) en (in de VS) het design van het dashboard. Waarom zouden we het verbergen: met hun onmiskenbare statische présence en hun kwaliteiten zijn de Chrysler 300 en de Dodge Magnum verleidelijk, los van hun prijs. En zodra je die erbij betrekt – ongeveer 22.495 tot 29.995 dollar voor de Dodge en 23.595 tot 33.000 dollar voor de Chrysler – worden ze in de Verenigde Staten echt onweerstaanbaar. Afwachten
of we dat voor de Europese versies ook kunnen zeggen.