Dankzij twee in serie geplaatste turboladers ontwikkelt de zescilinder-diesel in de BMW 535d nu 560 Nm en 272 pk, cijfers die tot dusver enkel V8-diesels konden benaderen.
BMW staat nog altijd voor Bayerische Motoren Werke: fabrieken waar in eerste instantie motoren
worden gemaakt. Ooit waren dat zelfs vliegtuigmotoren,
maar de Münchenaars willen in ieder geval blijven uitblinken op het vlak van krachtbronnen voor auto's en tweewielers. Dat wordt weer eens bewezen
door de lancering van deze 535d (en van de nieuwe M5 met V10). Terwijl BMW op dit ogenblik de enige is om op een benzinemotor een verdeling aan te bieden waarbij de lifthoogte van de kleppen continu gevarieerd
kan worden (Valvetronic genoemd), zorgt nu ook de dieselafdeling voor een wereldprimeur in een seriewagen: het Twin Turbo-systeem op de drieliter-zescilinder in lijn die de 535d voortbeweegt.
Het principe lijkt heel eenvoudig: een
heel kleine turbolader voor de lage toerentallen,
om de reactietijd op het gaspedaal tot een minimum te beperken, en daarnaast een grote turbolader voor de
massa lucht die nodig is in de hogere toeren. De in- en uitlaatgassen worden daarbij gestuurd door regelkleppen – niet aangeduid op het door BMW geleverde schema – die open- of dichtgaan naar gelang
van de druk in de luchtkanalen. Het duidelijk
verschillende debiet en het daaruit volgende inertieverschil tussen de grote en de kleine turbo maken ook dat een variabele geometrie van de laders hier helemaal niet nodig is. De absolute maximumdruk
is een stuk hoger in vergelijking tot systemen met één turbo: 2,85 bar tegenover 2,3 bar en wel van bij de laagste toerentallen (1.500 o/m).