Net als de vorige generatie kreeg ook de nieuwe Audi A3 Sportback een plug-inhybrideversie – meer dan één zelfs. Die moeten helpen om de gemiddelde vlootuitstoot van het merk te beperken, maar scoren natuurlijk vooral dankzij hun fiscale voordeel.
Een dik half jaar geleden lanceerde Audi de klassieke TFSI- en TDI-versies (30 en 35) van zijn vierde A3-generatie, die er enkel nog is als Sportback en als Berline. Maar naast de ondertussen ook geïntroduceerde aardgasversie g-Tron en de sportieve S3 zijn natuurlijk ook plug-inhybridevarianten opnieuw van de partij. Het merk uit Ingolstadt was er namelijk al vrij vroeg bij in dit segment toen het in 2015 zo’n oplaadbare versie van de vorige A3 op de markt bracht. En anno 2020 is een stekkerversie een must om de gemiddelde vlootuitstoot binnen de perken te houden...
Zeg echter niet langer A3 e-Tron: om geen verwarring te scheppen met Audi’s volledige elektrische gamma en om netjes in de nomenclatuur te passen die de constructeur sinds enige tijd bezigt, spreken we voortaan van A3 TFSI e. Sportback, voor de volledigheid, want alleen die koetswerkversie is er als plug-in-hybride. De TFSI e is aan de buitenkant enkel te onderscheiden door het opschrift op het kofferdeksel en door het laadklepje in het linker voorspatbord (terwijl wijlen de A3 e-Tron zijn ‘stopcontact’ onder het Audi-logo in zijn – specifieke – grille had zitten).
- Interessant elektrisch rijbereik
- Efficiënt en plezierig weggedrag
- Technologisch gehalte
- Overdreven stugge ophanging (met 17-duimwielen)
- Kwaliteitsindruk t.o.v. voorganger
- Hoge prijs met opties