Hun looks liegen er niet om: de Maserati GranTurismo MC Stradale en de Nissan GT-R stellen alles in het teken van prestaties. Maar de manier waarop beide dat doen, is radicaal anders.
Van Italiaanse auto’s wordt wel eens gezegd dat ze warmbloedig zijn; in het geval van de Maserati GranTurismo MC Stradale mag je gerust spreken van ‘kokend heet’. Deze Maserati Corse-versie is namelijk niets meer of minder dan de straatafgeleide van de monsterachtige bolides uit het Trofeo Maserati- of GT4-kampioenschap. Ten opzichte van een standaard-GranTurismo werd heel het interieur onder handen genomen en daalde het gewicht met een indrukwekkende 110 kilogram. Het enige vlak waarop de MC Stradale maar schuchter evolueert, is uiteindelijk dat van zijn motor, aangezien de achtcilinder met zijn 450 pk nauwelijks 10 pk meer ontwikkelt dan een GranTurismo S.
Een dergelijke aanpak zal hier en daar misschien wat wenkbrauwen doen fronsen, maar ze is des te interessanter omdat ze indruist tegen de vermogenswedloop die zo in zwang is in het segment van de supersportievelingen. De Maserati lijkt daarentegen eerder een aanhanger te zijn van de ‘oude school’, die van Colin Chapman, oprichter van Lotus, waarbij op zoek wordt gegaan naar ‘intelligente’ manieren om de concurrentie te snel af te zijn – lees: een finetuning van het onderstel en de aerodynamica en gewichtsbesparing. Of dat de goede manier is? Wij zouden geneigd zijn positief te antwoorden op die vraag, maar om alle twijfel weg te nemen was er maar één optie: een confrontatie van de MC Stradale met dé supersportieveling van het moment, de Nissan GT-R, die sinds dit jaar 530 pk uit zijn drukgevoede V6 puurt.